De Hattiërs waren een oud volk dat tot aan het 2e
millennium v.Chr. Hatti in Klein-Azië, Turkije bewoonde, dezelfde
regio in Anatolië waar daarna de Hettieten binnenvielen. De Hattiërs
spraken geen Indo-Europese taal. Het Hattisch was een taal met
onduidelijke affiliatie, maar men neemt thans aan dat zij verwant is
met het noordwest Kaukasisch.
Het aanvankelijke koninkrijk Hatti, dat door de
Hettieten werd ingenomen, leek tot een meer noordelijk gelegen
politieke structuur te behoren, het koninkrijk Zalpa. De hoofdstad
van het Hattische gebied was Hattusa of Hattusas. Rond 1900 v.Chr.
viel dit koninkrijk Hatti, wanneer Huzziya die dan het koningschap
waarneemt bezweek onder de aanvallen van Koning Anitta van Kussara,
die tevens Hatussa vernietigde. Sommigen betwijfelen of Huzziya
inderdaad een koning van de Hattiërs was en nemen aan dat Hattusa
dan al door een Hettietische dynastie geleide stadstaat werd, zoals
deze er in de 17e eeuw v.Chr. een eerste Hettietisch koninkrijk
stichtte.
Ruïnes van Hattusa (Leeuwenpoort) bij Boğazköy,
TurkijeEr is een mogelijke verwantschap met het neolithische volk
van de stad Çatal Hüyük die ongeveer 185 km zuid van de hoofdstad
ligt.
Zij hadden eveneens een sedentaire cultuur en
vereerden een Moedergodin. Uit de oorspronkelijke Hattische religie
zijn godinnennamen overgenomen als HannaHanna, Hepat, Kupapa en de
grote Zonnengodin van Arinna. In diverse teksten werd de godin
eenvoudig als "De Troon" aangeduid. Dit is een titel die overeenkomt
met vroege verwijzingen naar Isis in het Oude Egypte.
De oude rituelen van de Hattiërs bleven bewaard door
de Hettieten. Die zetten de taal om in spijkerschrift en vertaalden
de teksten in hun eigen taal om ze beter te kunnen verstaan. Er is
sprake van een ritueel van de "van de hemel gevallen maan". Maar er
zijn teveel lacunes en de religieuze vocabulair blijft
ontoegankelijk.
De Zonnengodin werd godin van de onderwereld, die
overeenkwam met de Hattische godin Wurushemu. Haar gemaal, de
Zonnengod, is Eshtan. De dondergod die algemeen met het element
water wordt vereenzelvigd en met vruchtbaarheid heet Taru (mogelijk
van het Hettietisch Tarhunta). Deze god heeft twee belangrijke
tempelheiligdommen in Hatti: een in Nerik en een in Zippalanda. De
Hettietische landbouwgod Telebinu, zoon van Wurushemu en Eshtan, is
ongetwijfeld van oorsprong Hattisch. De andere belangrijke goden
zijn Wurunkatte, god van de oorlog, Inara, het 'genie van Hattussa',
Halmasuit, de 'troongodin en Kunzanisu, maangodin.
De Hattiërs gingen uiteindelijk helemaal op in, of
werden vervangen door, de Hettieten.
De Hattiërs spraken geen Indo-Europese taal. Het
Hattisch was een taal met onduidelijke affiliatie, maar men neemt
thans aan dat zij verwant is met het noordwest Kaukasisch. Mogelijk
waren de Hattiërs qua taal en nabijheid verwant met de Khaldi/Kardu.
Hatti of (Proto-)Hattisch is de taal van de oude
inheemse bevolking, de Hattiërs, die in Anatolië verspreid leefde
voor daar het Hettitische rijk werd gesticht en het Hettitisch er de
overhand kreeg. Het Hatti is daarentegen geen Indo-Europese taal en
wordt beschouwd als een isolaat. Hattisch werd in het gebied
gesproken vanaf ongeveer de 20e tot de 12e eeuw v.Chr.
Het Hatti is een agglutinerende taal.
The Hittitische term voor het Hattisch was hattili,
naar de naam van de stad Hattusa. Hun eigen taal noemden de
Hittieten nesili naar hun stad van oorsprong Kanesh. In Kanesh zijn
schrijftafeltjes teruggevonden van Assyrische handelslieden, en
Hittitische teksten in spijkerschrift, waarin de Zangers van Kanesh
en de Goden van Kanesh een belangrijke rol spelen. Kanesh was lang
een belangrijk cultureel centrum.
De term 'Hittiet' is afkomstig van het Bijbelse Heth
dat heel waarschijnlijk verband hield met de Assyrische en
Egyptische benaming voor het "Land van de Hatti" (Khatti) ten westen
van de Eufraat. Het is niet bekend welke naam de autochtone
bevolking der Hattiërs aan hun eigen taal gaf.
Door de komst van de Hettieten doofde het Hatti uit
ten voordele van de Anatolische talen die door de nieuwkomers werden
gesproken. Zij behielden de naam Hatti voor de streek. Toch bleef
het Hattisch in gebruik als liturgische taal tot aan de val van het
Hittietische rijk rond 1200. Het werd toen een belangrijk substraat
van het Hittietisch, dat er talloze leenwoorden aan overhield.
De Hettieten schreven het Hatti in spijkerschrift en
lieten deze passages dan voorafgaan door het woord hattili.
Alhoewel het Hatti algemeen als een isolaat wordt
aanzien, hechten bepaalde onderzoekers deze taal aan de Kaukasische
talen, zoals het Abkhaz of de taalgroep van het Kartvelisch. Het
Hatti deelt met deze idioms de afwezigheid van grammaticale
geslachten en het gebruik van voorvoegsels.
Gedocumenteerde Hattische documenten van Hattusa
reiken over CTH 725-745. Daarvan zijn CTH 728, 729, 731, 733, en 736
een Hattische hymne voor het festival van Nerik. Andere steden die
in het Hattisch worden vernoemd zijn Tuhumiyara en Tissaruliya.
Verder zijn er Hattische teksten in Sapinuwa, die niet eerder dan
2004 werden gepubliceerd.
Externe link
Hattians - First Civilizations in Anatolia
TransAnatolie Tour
|