Het
Assyrische rijk of kortweg Assyrië was een rijk dat bestond tussen
2000 v.Chr. en 612 v.Chr.. De Assyriërs veroverden het rijk vanuit
hun kerngebied rond de stad Assur in Mesopotamië. Op het hoogtepunt
van hun macht besloeg het rijk Anatolie, Mesopotamië, Palestina en
(gedurende een korte periode) zelfs Egypte.
De Periode van 2.000 - 1.800 Kolonies van de Handel Assyrian:
Deze periode is ook genoemd geworden MiddenBronstijd waarin de oude
staat Assyrian in Mesopotamië een handelssysteem met Anatolië,
modern Turkije van vandaag opzette.
Mannen en vrouwen van Assyrian werkten voor heersers die over
aangedreven hen. De landbouwers leefden in dorpen en werkten aan
welk land zij bezaten terwijl de stadsbewoners het leven van het
uitwisselen van of het maken van ambachten maakten. De vaklieden
maakten aardewerk en voorwerpen van goud, zilver, brons, ivoor en
hout.
Assyrians wisselde goederen met zowel nabijgelegen als verre steden
uit. Zij wisselden tin, parfums, ornamenten uit en kleden zich in
ruil voor goederen die van zilveren worden gemaakt en gouden. Men
weet niet hoe de handel begon maar voor bijna een eeuw handhaafde
Assyrians regelmatige ezelscaravans die uit wel 200 ezels omhoog
dragend aan 160 kilo's goederen bestonden.
In 2000 V.CHR. geschreven geschiedenis begon in Anatolië met de
introductie van de taal Assyrian, het wigvormige manuscript en het
gebruik van cilinderverbindingen door de handelaren Assyrian. Zij
schreven in wigvormig manuscript op met de hand gemaakte
kleitabletten die droog in de zon waren geweest of gebakken. Deze
tabletten werden gezet in kleienveloppen en werden toen verzegeld
door re-te bakken, een voorbeeld van het eerste gebruik van
enveloppen in de wereld. Volgens duizenden wigvormige tabletten die
bij hun hoofd handel postkultepe worden ontdekt, had Assyrians 20
onafhankelijke handelskolonies in heel Anatolië gevestigd dat als
Karum wordt bekend. Men kan zeggen dat Assyrians het meest verfijnde
handelssysteem van hun tijd had ontwikkeld
Omstreeks 2500 v.Chr. vestigden de Assyriërs zich
aan de bovenloop van de Tigris. Het Assyrische volk is ontstaan uit
een vermenging van de oorspronkelijke oerbevolking en Semitische
immigranten. Tot 1810 v.Chr. was het rijk niet zo groot, maar in dat
jaar wist de Assyrische koning Nimrod het eerste Assyrische rijk uit
te breiden tot een gebied dat zich uitstrekte van het Zagrosgebergte
tot aan de Middellandse Zee.
In 1760 v.Chr. werd dit gebied voor korte tijd
ingelijfd bij het Babylonische rijk. De regerende Kassieten richtten
dit rijk echter ten gronde, waarna het verder uit elkaar viel en
zijn greep op noordelijker streken verloor. De vorst van Assyrië
werd echter een vazalvorst van het Hurritische koninkrijk Mitanni.
Rond 1350 slaagde Assur-uballit I erin zich aan hun
heerschappij te ontworstelen en daarmee werd Assyrië een
machtsfactor van belang in het Midden-Oosten. Onder zijn opvolgers
breidde het zijn macht over een aantal van zijn buren uit.
Tukulti-Ninurta I slaagde er zelfs in Babylon gedurende een aantal
jaren te bezetten. Dit contact zorgde ervoor dat de Assyriërs
mede-erfgenamen werden van de oude cultuur van Sumer en Akkad. Samen
met de Elamieten maakte het Assyrische rijk rond 1158 zelfs voorgoed
een einde aan de Kassieten van Kar-Duniash.
Anders dan vele andere rijken uit de Bronstijd bleef
Assyrië in de tijd van de brandcatastrofe wel overeind en beleefde
onder Tiglat-Pileser I zelfs een kortstondige bloeitijd. Daarna
begonnen echter Aramese stammen, bijv. de Chaldeeën, steeds meer uit
het westen op te dringen en er bleef van het machtige rijk niet veel
meer dan een stadstaat over.
Rond 900 v.Chr. begon het rijk weer te groeien. De
Akkadisch-sprekende stadstaat breidde geleidelijk zijn gezag uit
over een platteland dat nu goeddeels Aramees sprak. Uiteindelijk zou
echter de laatste taal wel zegevieren.
Er werden vervolgens vele succesvolle veldtochten
ondernomen in landen ten noorden van Assyrië. Ook werden gebieden
veroverd zoals Syrië, de heuvels in Georgië, Anatolie, Turkije en
gebieden grenzend aan de Middellandse Zee. De volgende krijgsheer
veroverde Libanon. Bij een andere veldtocht volgden Medië en enige
landen in het westen zoals Fillistina, Elam en Syrië, en ook
Babylonië werd verplicht om belastingen te betalen. Na de dood van
Adad-Nirari III maakte het rijk onder zijn drie zoons een tijd van
zwakte door. Er waren opstanden en epidemieën en de generaals kregen
veel te veel macht.
In 745 v.Chr. vonden belangrijke veranderingen
plaats. Met Tiglat-Pileser III die de troon greep kwam er een
krachtig bewind. Assyrië werd een centraal geleide staat: de
strijdtroepen vormden één leger en alle beslissingen werden op één
plaats genomen. De macht van de Hettieten en de Feniciërs werd
ingeperkt. Campagnes naar Egypte vonden plaats en sommige waren
succesvol. Ook gebieden aan de Perzische Golf en Palestina en
gebieden in zuidelijk Anatolië werden veroverd.
Hiermee werd een waar imperium geschapen dat vele
volkeren omspande. De Assyriërs beseften goed dat een dergelijk rijk
makkelijker veroverd dan bijeengehouden werd. Zij voerden daarom een
bewuste politiek van deportaties in om opstanden te voorkomen en een
zekere eenheid in het gigantische rijk te scheppen. De leidende
klasse van een veroverd gebied werd doelbewust afgevoerd en elders
gehuisvest, hun vroegere plaats in de nieuwe provincie werd
ingenomen door Assyrische kolonisten. Wellicht onbedoeld leidde dit
ook tot verspreiding van het Aramees en de ondergang van hun
oorspronkelijke taal, het Akkadisch. Deze deportatiepolitiek is
later vaak als 'wreed' afgeschilderd. Hoewel de Assyrische
oorlogsvoering zeker hardvochtig te noemen was en tegenstanders die
zich verweerden publiekelijk en met veel vertoon aan vreselijke
straffen onderworpen werden, was de behandeling van gewillige
onderdanen niet slecht. Dit gold ook als deze onderdanen van andere
herkomst waren. Toch bleven er vazalvorsten in het rijk die op een
kans wachtten het Assyrische juk af te werpen, vooral onder de
Chaldeeën die nu de voornaamste politieke factor in Babylon vormden.
Er verschenen nieuwe volkeren op het toneel in het
huidige Iran die een Indo-Europese taal spraken, de voorouders van
de Meden en Perzen. Zij spanden samen met de Chaldeeuwse vorsten van
Babylon. Door een oorlog in Edom en oorlogen tegen de Meden, de
Scyten en de Babyloniërs kwam het rijk uiteindelijk in 612 v.Chr.
ten val.
De bevolking leefde van landbouw. Ook de bergachtige
streken werden door het aanleggen van irrigatiesystemen geschikt
voor landbouw. De mensen hielden ook vee, zoals koeien, ganzen,
eenden, kippen en schapen. In de Perzische Golf en rivieren werd vis
gevangen.
De Assyriërs verplaatsten steeds hun hoofdstad,
zodat ze niet zolang hoefden te reizen tijdens hun
veroveringstochten. Dit konden ze ook doen omdat ze erg rijk waren.
Ze verplaatsten de volkeren die ze overwonnen hadden naar een ander
gebied. Dit gebied werd weer ingevuld met andere volkeren. Dit
verschijnsel is bekend omdat er geschriften over zijn gevonden.
Assyrische leger
Het Assyrische leger en rijk was na de ondergang van
de Hettieten en hun leger het machtigste leger en rijk van haar tijd
geworden. Op haar hoogtepunt strekte het rijk zich uit van de
Perzische Golf tot de Middellandse Zee en van Anatolië en
Noord-Perzië tot de Grote Arabische Woestijn en zelfs tot aan de
Egyptische delta. Het Assyrische leger was goed geïntegreerd in de
rest van het rijk en kon steunen op de economische ruggengraat van
het rijk gevormd door de steden Nimrud, Ninive en natuurlijk ook
Assur.
Het was Tiglat-Pileser III die de grote hervorming
doorvoerde in het leger die haar voor meer dan driehonderd jaar het
machtigste ter wereld zou maken. Hij zou de staat rond een stand
leger opbouwen en de administratie van het rijk koppelen aan die van
het leger. Voortaan draaide alles in het Assyrische rijk om het
leger en enkel het leger.
De Assyriërs hadden al rond 1000 v.Chr. ingezien dat
wapens, strijdwagens en wapenrustingen uit ijzer veel beter waren en
Tiglat-Pileser zou dan ook voor zorgen dat de wapens constant
vernieuwd werden en zijn manschappen er zeer goed met leerden
omgaan. Het merendeel van het leger bestond uit speerwerpers, die -
hoewel ze trager waren dan cavalerie - sneller vooruit gingen dan
andere infanteristen uit hun tijd en zo een belangrijk element waren
in de Assyrische oorlogsvoering. De Assyrische boogschutters waren
véél beter georganiseerd dan hun tegenstanders boogschutters. Met
hun sterkere bogen konden ze hun pijlen met ijzeren punt met grote
precisie afschieten op de vijandige linies en zo verwarring zaaien
alvorens de cavalerie erop lost te laten.
Het hoeft ook niet te verbazen dat de Assyrische
strijdwagens voorzien waren van pijlenkokers om boogschutters op
strijdwagens van pijlen te voorzien. Hoewel de cavalerie slechts een
klein deel van het leger uitmaakte waren zij de best getrainde
eenheid én inzetbaar voor ingewikkeldere manoeuvres.
Ook op het gebied van vestigingsbouw en
belegeringswerken konden de Assyriërs buigen op een lange traditie.
Vanop houten torens konden de Assyrische boogschutters hun dodelijke
projectielen afschieten op de verdedigers op de muren. Door de
efficiëntie die de intensieve trainingen van de verschillende
eenheden opleverden, kon het Assyrische leger zich vlot over eender
welk terrein verplaatsen, wat mede een van haar sterke punten
vormde. Daarnaast maakten de Assyrische troepen gebruik van terreur
die ze zaaiden bij hun doortocht. Het was ook onder Tiglat-Pileser
III dat de eerste hulptroepen afkomstig uit andere volkeren werden
ingezet, die onder Sargon II een belangrijk deel van het leger
zouden gaan uitmaken.
- 1800 v.Chr. tot 1375
v.Chr.: Oud-Assyrische Rijk
- Omstreeks 1800 v.Chr.:
opkomst van Assur; invallen van de Hettieten en overheersing
door Naram-Sin van Eshnunna
- 1749 v.Chr. - 1717 v.Chr.:
Shamshi-Adad I verovert Noord-Mesopotamië
- ?: Isjmedagan: zoon van
Shamshi-Adad I: wordt verslagen door Rim-Sin van Larsa; later is
hij vazal van Hammurabi
- ?: heerschappij van
Rim-Sin van Larsa
- 1728 - 1686 v.Chr.:
heerschappij van Hammurabi van Babylon
- na 1450 v.Chr.: vazalstaat
van Mittani (Hurritische volksstam afkomstig uit de omgeving van
het Wan-meer)
- 1375 v.Chr. - 1047 v.Chr.:
Midden-Assyrische Rijk
- ? : Eribaadad maakt
Assyrië onafhankelijk van de Mittani
- 1364 - 1328 v.Chr.:
Assur-uballit I
- 1280 - 1244 (?) v.Chr.:
Salmanasser I
- 1280 v.Chr.: Salmanasser I
verovert het grootste deel van Mesopotamië
- 1253 - 1207 v.Chr.:
Tukulti-Ninurta I
- Rond 1200 v.Chr.: invasie
van Arameeërs
- 1112 - 1074 v.Chr.:
Tiglat-Pileser I
- 1100 v.Chr.:
Tiglat-Pileser I breidt het rijk uit en heerst van de
Middellandse Zee tot de Perzische Golf
- 1074 v.Chr. - 883 v.Chr.:
oorlog tegen de Arameeërs
- 1100 v.Chr.-900 v.Chr.: de
randstaten maken zich vrij en Assyrië raakt afgesneden van de
Middellandse Zee
- 903 - 889 v.Chr.:
Adad-Nirari II
- 900 v.Chr.: de Assyrische
macht wordt hersteld en de Aramese staten worden onderworpen
- 883 v.Chr. - 812 v.Chr.:
Nieuw Assyrische Rijk
- 883 - 859 v.Chr.:
Assurnasirpal II
- 858 v.Chr.-824 v.Chr.:
Salmanasser III bezet Babylon en maakt de bondgenoten van
Damascus (waaronder Israël) tot vazalstaten; na zijn dood
verliest het rijk de macht over Babylon
- 824 - 810 v.Chr.:
Shamshi-Adad V
- 810 - 806 v.Chr.:
Sammuramat regentes
- 806 - ? v.Chr.:
Adad-Nirari III
- 745 v.Chr.-727 v.Chr.:
Tiglat-Pileser III, redder van Assyrië, verovert voormalig
rijksgebied; stichter van het Assyrische wereldrijk
- 727 v.Chr.-721 v.Chr.:
Salmanasser V, neemt Samaria in na beleg (724-722)
- 721 v.Chr.-705 v.Chr.:
Sargon II
- 705 v.Chr.-681 v.Chr.:
Sanherib, strijd tegen Babylon, veldtocht tegen Egypte en Juda
(701)
- 681 v.Chr.-669 v.Chr.:
Assarhaddon, herbouw van Babylon; grootste omvang van het
Assyrische Rijk
- 669 v.Chr.-626 v.Chr.:
Assurbanipal, opstand van onder andere Babylon, Egypte en
Fenicië, vernietiging van Babylon
- 612 v.Chr.: de Meden,
Babyloniërs en Perzen veroveren Assyrië
- 626 - 608 v.Chr.:
veldtochten tegen Assyrië en vernietiging van Assyrië door de
Babyloniërs, Meden en Scyten
Fertile Crescent
The
Fertile Crescent is a crescent-shaped region in the Middle East
incorporating the Levant, Ancient Mesopotamia, and Ancient Egypt,
known as the "Cradle of Civilization." The term "Fertile Crescent"
was coined by University of Chicago archaeologist James Henry
Breasted.
Watered by the Nile, Euphrates and Tigris rivers and covering some
400-500,000 square kilometers, the region extends from the eastern
shore of the Mediterranean Sea around the north of the Syrian Desert
and through the Jazirah and Mesopotamia to the Persian Gulf. These
areas correspond to the present-day Egypt, Israel, West Bank, Gaza
strip, and Lebanon and parts of Jordan, Syria, Iraq, south-eastern
Turkey and south-western Iran. The population of the Nile River
Basin is about 70 million, the Jordan River Basin about 20 million,
and the Tigris and Euphrates Basins about 30 million, giving the
present-day Fertile Crescent a total population of approximately 120
million, or at least a quarter of the population of the Middle East.
As crucial as rivers were to the rise of civilization in the Fertile
Crescent, they were not the only factor in the area's precocity.
Ecologically the area is important as the "bridge" between Africa
and Eurasia. This "bridging role" has allowed the Fertile Crescent
to retain a greater amount of biodiversity than either Europe or
North Africa, where climate changes during the Ice Age led to
repeated extinction events due to ecosystems becoming squeezed
against the waters of the Medditeranian sea. Coupled with the
Saharan pump theory, this Middle Eastern land-bridge is of extreme
importance to the modern distribution of Old World flora and fauna,
including the spread of humanity. The fact that this area has born
the brunt of the tectonic collision between the African and Eurasian
plates, has also made this region a very diverse zone of high
snow-covered mountains, fertile broad aluvial basins and desert
plateaux, which has also increased its biodiversity further and
enabled the survival into historic times of species not found
elsewhere.
Furthermore the Fertile Crescent had a climate diversity and major
climatic changes which encouraged the evolution of many "r" type
annual plants, which produce more edible seeds than "K" type
perennial plants, and the region's dramatic variety of elevation
gave rise to many species of edible plants for early experiments in
cultivation. Most importantly, as Jared Diamond shows in "Guns,
Germs and Steel" the Fertile Crescent possessed the wild progenitors
of the eight Neolithic founder crops important in early agriculture
(i.e. wild progenitors to emmer wheat, einkorn, barley, flax, chick
pea, pea, lentil, bitter vetch), and four of the five most important
species of domesticated animals — cows, goats, sheep, and pigs — and
the fifth species, the horse, lived nearby.
As a result the Fertile Crescent has an impressive record of past
human activity. As well as possessing many sites with the skeletal
and cultural remains of both pre-modern and early modern humans
(e.g. at Kebara Cave in Israel), later Pleistocene hunter-gatherers
and Epipalaeolithic semi-sedentary hunter-gatherers (the Natufians),
this area is most famous for its sites related to the origins of
agriculture. The western zone around the Jordan and upper Euphrates
rivers gave rise to the first known Neolithic farming settlements
(referred to as Pre-Pottery Neolithic A (PPNA)), which date to
around 9,000 BCE (and includes sites such as Jericho). This region,
alongside Mesopotamia (which lies to the east of the Fertile
Crescent, between the rivers Tigris and Euphrates), also saw the
emergence of early complex societies during the succeeding Bronze
Age. There is also early evidence from this region for writing, and
the formation of state-level societies. This has earned the region
the nickname "The Cradle of Civilization."
Both the Tigris and Euphrates started in the Taurus Mountains of
what is today Turkey. Farmers in southern Mesopotamia had to protect
their fields from flooding each year, except Northern Mesopotamia
which had just enough rain to make some farming possible.[citation
needed]
Since the Bronze Age, the region's natural fertility has been
greatly extended by irrigation works, upon which much of its
agricultural production continues to depend. The last two millennia
have seen repeated cycles of decline and recovery as past works have
fallen into disrepair through the replacement of states, to be
replaced under their successors. Another ongoing problem has been
salination — the seepage of salt water into irrigated farmland.
In the contemporary era, river waters remain a potential source of
friction in the region. The Jordan lies on the borders of Israel,
the kingdom of Jordan and the areas administered by the Palestinian
Authority. Turkey and Syria each control about a quarter of the
length of the Euphrates, on whose lower reaches Iraq is still
heavily dependent.
TransAnatolie Tour
|